De oorsprong van ... Bier
De opvatting dat wijn hoger en beschaafder zou zijn dan bier, en dat bier onderontwikkeld zou zijn, zou sindsdien lang gemeengoed blijven. Voor het gewone volk was bier in de middeleeuwen de gebruikelijke drank. Het was veiliger dan water, omdat het water in de steden vaak vervuild was, terwijl bier bij de bereiding gekookt en gefilterd werd. Bovendien was bier voedzaam: het bevatte graan en de gist was rijk aan vitamine B en andere nodige stoffen. De bierconsumptie was in de middeleeuwen dan ook zeer hoog: in de Lage Landen dronk men zo'n 300 liter bier per jaar.
Het brouwen van bier werd in de middeleeuwen toevertrouwd aan kloosters en abdijen, waar het voornamelijk door vrouwen werd gebrouwen. In de regel hadden abdijen een zware en een lichte versie van hun bier, waarbij de zware versie door paters en gasten en de lichtere versie door de nonnen werd gedronken. In de loop van de middeleeuwen kwam er een professionalisering op gang en werden in het tegenwoordige Duitsland bierbrouwerijen geopend. Al snel ontstonden er ook in de Lage Landen professionele bierbrouwerijen.
Tot de 14e eeuw werd bier alleen met spontane gisting gebrouwen. Vanaf de 15e eeuw werd tijdens het brouwen oud bier en later gist toegevoegd.