Drie grote kwakkels over zomerwijn
Kwakkel 1: zomerwijn = spotgoedkope wijn
Uiterst koppig misverstand, dat tijdens de zomer alleen maar wijnen van hooguit 5 euro dienen ontkurkt. Cliché dat zijn oorsprong vindt in de andere keukenstijl die zomers op onze borden belandt, namelijk slaatjes, tapas, veel groenten, koude schotels of BBQ, met bovendien een pak stoorzenders voor een fijne wijn zoals vinaigrettes, mosterd, ketchup, look of ajuin. Maar de oude spelregel blijft gelden: soort zoekt soort. Een hamburger of scampi’s op de grill verdienen een minder gesofisticeerde (en dure) begeleider dan een fijn stuk rundsvlees of kreeftje. Wat u het best kan doen? Zoek contrasterende flessen binnen eenzelfde druivenras, zelfs uit andere appellaties of landen. Een wat complexere, romige Franse Chardonnay bijvoorbeeld, maar tegelijk ook een frisser, eik-loos én goedkoper exemplaar uit Spanje.
Kwakkel 2: zomerwijn = rosé
We hebben hier al het lof gezongen over de moderne rosé en zijn stijgende fraîcheur en fruitfactor, maar om dit type nu te gebruiken als de absolute en enige compromiswijn – en zo ‘witte’ en ‘rode’ wijndrinkers te verzoenen – dàt is er over. Een ganse zomermaaltijd uitsluitend met rosé doorbrengen is niet alleen saai, maar bovendien bestaan er ook in de roze familie zoveel smaakvariaties dat het u wel eens zuur kan opbreken. Rosé integraal gemaakt van Cabernet Franc, of toch met een sterke ruggengraat ervan zoals bij de Clairet uit Bordeaux, smaakt stukken robuuster en neigt vaak meer naar rood dan de nog altijd wat fletse rosé d’Anjou. Binnen de ‘pinks’ zijn er trouwens ook nog altijd producten met vrij veel restsuiker, dus met een wat zoeterige onderbouw. Die passen dus echt niet bij een stevig stuk geroosterd vlees. Kortom, uiteraard is de zomer hét seizoen om nog eens coole rosé te schenken, maar zorg dan altijd voor een rood alternatief. Want vergeet niet, ondanks de kwalitatieve vooruitgang, is de weerstand tegen rosé bij veel wijnfans nog erg groot. Zelfs als u een duurdere versie op tafel brengt, zal bij velen toch de indruk blijven dat u beknibbeld hebt op de wijnfactuur.
Kwakkel 3: zomerwijn = frigowijn
We hebben het er al eerder over gehad in deze kolommen: het serveerkwik kan zelfs de beste wijn maken of kraken. Natuurlijk is dé uitdaging van een hete zomeravond de wijn op een nog gezellige, voldoende koele temperatuur in de glazen te krijgen. Maar de fout die veel gastheren/vrouwen maken is dat ze zich alleen concentreren op de voorbereidingsfase en gefixeerd lijken op hun ijskast. En niet tijdens de maaltijd zelf. Ze stoppen namelijk hun witte wijnen – o horror! – zelfs in het vriesvak en de rode staat soms aan 6°C in het gewone ijskastrek. Sommigen gaan een stapje verder: buiten wordt dan een fraaie ijsemmer klaargezet en er wordt met mooie glazen gedekt, maar dat oogstrelende ritueel gebeurt 1 à 2 uur voor de gasten arriveren. Gevolg: tegen het gezelschap aan tafel zit, zijn de glazen opgewarmd en de helft van de ijsblokjes in de emmer gesmolten. En de hele koeloperatie dus disfunctioneel.
Zet daarom de ijsemmer met de witte/rosé-wijn of bubbels pas à la minute buiten en check regelmatig of er nog voldoende ijsblokjes in drijven. Vul de blokjes frequent aan of ververs met koud water.
Hou de rode wijn ook netjes binnen of in de schaduw tot het serveermoment aanbreekt. Wanneer blijkt dat ook die fles een zonneklop heeft gekregen, plaats de rode wijn dan desnoods een tiental minuutjes in dezelfde ijsemmer. Dat volstaat doorgaans.
En neen, ijsblokjes in uw wijnglas droppen is not done. Wie dat doet, heeft m.i. ijs voor zijn/haar hoofd nodig…