Kaastaart met ricotta en appel

Ingrediënten

voor de bodem

Vulling

Bovenlaag

gesponnen suiker

  • 200 gr fijne suiker
Gevorderde
4 personen
Tussen 30 en 60 minuten
Dessert

Bereiding

  1. Verwarm de oven voor op 180°C, beboter een springvorm met een diameter van 22 cm en bekleed de bodem met bakpapier.

  2. Voor de bodem: Verkruimel de tarwekoekjes in een diepvrieszakje met een deegrol. Doe de verkruimelde koekjes in een kom en vermeng ze met de gesmolten boter. Doe het mengsel in de bekleden springvorm en druk het gelijkmatig aan. Bak 10 minuten in de oven, neem uit de oven en laat minsten 5 minuten afkoelen. Verlaag de oventemperatuur tot 170°C.

  3. Voor de vulling: Schil de appelen, ontdoe ze van het klokhuis en snij ze in kleine blokjes. Laat de boter smelten in een koekenpan, voeg de fijne suiker toe en bak de appelblokjes goudbruin. Schud daarbij voortdurend met de pan zodat de appels niet blijven kleven. Giet de calvados in de pan, en steek in brand om de appelen te flamberen. Laat afkoelen.

  4. Doe de ricotta in een grote kom en roer met een spatel mooi glad. Roer er de kristalsuiker en de bloem door, de kaneel en de vanille, en voeg daarna één voor één de eieren toe. Zeef ten slotte de gebakken appelblokjes om al het resterende vocht te verwijderen en spatel de blokjes voorzichtig door het kaasmengsel. Giet de kaastaartvulling op de gebakken koekjesbodem in de springvorm.

  5. Voor de bovenlaag: Schil de appelen, ontdoe ze van het klokhuis en snij ze in fijne schijfjes. Schik ze op het kaastaartmengsel. Strooi er kaneel en bruine suiker overheen.

  6. Bak in het midden van de voorverwarmde oven gedurende ongeveer anderhalf uur tot de kaastaart goudbruin kleurt. Zorg ervoor dat het midden stevig is en dat de punt van een scherp mes er droog uit komt als je erin prikt. Laat in de vorm afkoelen op een rooster. De kaastaart zal een beetje inzakken tijdens het afkoelen. Dek af en zet in de koelkast tot voor het opdienen. Werk af met poedersuiker.

  7. Voor de gesponnen suiker: Verhit de fijne suiker tot donkere karamel. Zodra de suiker gesmolten is en een diep goudbruine kleur heeft, dompel je de pan in een met koud water gevulde gootsteen en laat je de karamel enkele minuten afkoelen en dikker worden. Dek je keukenvloer af met krantenpapier en vraag een vriend om te helpen: je vriend moet twee houten lepels vasthouden die lichtjes ingeolied zijn met zonnebloemolie. Je vriend moet in elke hand één lepel houden, terwijl jij snel de suiker tussen de twee houten lepels ‘spint’. De gesponnen suiker zal snel opstijven en die kun je dan gebruiken om de bovenkant van je kaastaart te garneren.

0
Nog geen stemmen